Archeon Pax et Bonum
~ 53 ~ Jongens die de eenvoudig opgezette kloosterscholen bezoeken, komen uit de wijde omgeving. Zowel de leraar als de leerlingen zijn of worden aanvankelijk monnik of priester. Het is normaal dat kinderen nog niet naar school gaan maar van jongs af aan met hun ouders op het land of in de werkplaats werken om aan de dagelijkse kost te komen. Het aantal kloosterscholen groeit daarom maar heel langzaam. Bijna alle boeken zijn in de middeleeuwen nog handgeschreven in het Latijn, op papier of op perkament. Boeken schrijven is arbeidsintensief, ze zijn schaars en kostbaar. Op kloosterscholen zijn daarom weinig leerboeken voorhanden. Het Latijn is een universele taal die in de kerk, het onderwijs en de wetenschap wordt gebruikt. Voordeel is dat er internationaal geen taalgrenzen bestaan bij het uitwisselen van kennis en informatie. Pas tegen het einde van de middeleeuwen wijkt het Latijn voor de landstalen. Door opkomst van steden en vooral de groeiende handel en nijverheid groeit de behoefte aan beter opgeleide burgers. Daarom laten de kloosters ook een klein aantal jongens toe om hen op te leiden voor functies in het plaatselijk bestuur en de handel. Hierdoor verandert het doel maar ook de locatie van de school in het kloostercomplex. De kloosterschool wordt meer naar de buitenmuur of rand van het kloostercomplex verplaatst, zodat het kloosterleven ongestoord door kan gaan. Maar het onderwijs blijft in de middeleeuwen vóór alles een kerkelijke aangelegenheid. In een kloosterschool wordt als basis aandacht besteed aan lezen, schrijven en zingen. Belangrijk is het leren van de Latijnse taal, omdat bij iedere vorm van verder onderwijs het Latijn de voertaal is. De meester leest teksten voor uit zijn boek en de leerlingen leren de (psalm)teksten vervolgens uit het hoofd. Als hulpmiddel om teksten te kunnen onthouden zijn teksten vaak in vraag- en antwoordvorm of in dichtvorm geschreven. Schoolkinderen kunnen zich maar beter aan de regels houden, want op veel afbeeldingen van scholen zien we dat er hardhandig gestraft wordt. In de middeleeuwen is het slaan met de stok of de roede heel gewoon. Niet bekend is dat de kloosterschool van Dordrecht ook vervolgonderwijs geeft op het niveau van een onderwijshuis. Want de beste leerlingen worden doorgestuurd naar daartoe aangewezen onderwijshuizen waar minstens drie docenten (lectoren) de theologiestudie verzorgen. Scholing bestaat onder andere uit de drie taalvakken; grammatica (structuur van taal en literatuur), retoriek (mondelinge en schriftelijke vaardigheid in stijl en voordracht) en dialectiek (inhoud en opbouw van een betoog en argumenteren). Wanneer je de taalvakken voldoende beheerst ga je verder met rekenkunde, wiskunde, sterrenkunde en muziek (niet het musiceren maar een soort wiskundige muziektheorie). De studie is vooral praktisch en gericht op een kritisch benadering van al te mooi sluitende theorieën. Maar doel is allereerst dat de opleiding bijdraag aan goed en ook helder leren preken en geestelijk leiding geven.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NDU3OTky