Archeon Pax et Bonum

~ 46 ~ Maar de muziek is veel ouder. Het is waarschijnlijk afkomstig uit de rijke Perzische muziektraditie die in de eeuwen voor onze jaartelling van grote invloed is op de omringende muziekculturen, zoals die van Palestina (joodse eredienst), Syrië, Armenië en Byzantium. De heldendaden van de heerser worden in Byzantium omgezet in lofzangen op Jezus Christus. Zij verspreiden zich verder in de christelijke wereld en in de loop der eeuwen zijn er nieuwe bijgemaakt. In de vroegchristelijke kerk hield men zich op gezette tijden bezig met het reciteren (ritmisch opzeggen van psalmen), het zingen van Gods lof (Te Deum laudamus en het Gloria in excelsis Deo), het dankzeggen van God en het uitspreken van zegeningen in een gebed. Dit komt waarschijnlijkheid uit de joodse eredienst. Uit deze traditie zijn uiteindelijk de acht getijden ontstaan. In de huidige tijd wordt door een aantal geleerden een latere Paus, Gregorius II (715-731) gezien als Paus die het gregoriaans als verheven en ingetogen officiële kerkmuziek invoert. Met de invoering van het gregoriaans verdwijnen de volkswijsjes (met in het dagelijks leven vaak een dubbelzinnige tekst) uit de eredienst. Een cantor zingt voor en de mensen in de kerk beantwoorden zijn zang. De overlevering van het gregoriaans verloopt door gezongen mondelinge overdracht binnen verschillende koorscholen. Bekende koorscholen zijn die van Rome, Milaan, Beneventum en Toledo. Iedere koorschool ontwikkelt zijn eigen stijl. Koren uit koorscholen nemen in de achtste eeuw de rol van zingende kerkbezoekers over. De kerkbezoeker wordt zo meer toeschouwer. Tot het midden van de 11 e eeuw noteert men muziek met tekens die ‘neumen’ worden genoemd. Je kon hiermee een melodie volgen. Later gebruikt men ook éénof tweegroeneof rodehulplijnen.DeBenedictijner broeder en zangmeester Guido van Arezzo gaat rond 1035 gebruikmaken van een vierregelige notenbalk. Hij plaatste voor één van de vier lijnen een fa of do sleutel om de toonhoogte aan te geven. De noten met hun verschillende toonhoogte geeft hij de namen van de beginletters van de regels uit het eerste vers van het ‘Ut queant laxis’, een hymne voor de heilige Johannnes de Doper uit de 9 e eeuw. Zo ontstond de naamgeving in de toonladder: ut, re, mi, fa, sol, la. Si (Sancte Johannis) is in de 16 e eeuw toegevoegd. In de 12 e eeuw geeft de koorschool van de Notre Dame in Parijs een geweldige impuls aan vooral meerstemmige, van het gregoriaans afgeleide muziek. Tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) wordt de bezemdoor een aantal hymnengehaald. Inde seculiere kerkmuziek wordt het werk van Da Palestrina (1524- 1594) en meerstemmig georkestreerde religieuze werk meer gangbaar. Maar in de reguliere (klooster) traditie is het gregoriaans altijd een belangrijke plaats blijven innemen. Een aantal monniken van de Abdij van Solesmes in Frankrijk staat aan de wieg van studie naar oude notaties en de restauratie van melodieën. Paus Pius X wijst in 1904 het gregoriaans aan als officiële kerkmuziek voor zowel seculieren als regulieren.

RkJQdWJsaXNoZXIy NDU3OTky