Archeon Pax et Bonum
~ 18 ~ Er volgen meer bedelordes: Dominicanen (1216) Augustijnen (1216) en Karmelieten (1220). Zij zijn goed toegerust op een functie in de stad en gaan belangrijke taken in de samenleving vervullen. Taken op het gebied van pastorale zorg (preken en biecht horen), ziekenzorg, armenzorg en onderwijs. 2.7 Verandering in het wereldbeeld Vóór 1200 ziet men het bestaan, de mens, de natuur en het heelal geheel in dienst van God. God is de schepper, Hij staat centraal in het leven en bestuurt de kosmos tot in detail. Lijden en wanorde in de vorm van oorlog, hongersnood en epidemieën worden als straf van God gezien. Er wordt gezocht naar zondebokken. Onderwijs vindt vooral plaats in kloosterscholen. Het is bedoeld voor de hogere standen en gericht op vorming van bekwame priesters en ambtenaren. Kenmerkend voor dit onderwijs is het gebruik van de Latijnse taal en het letterlijk van buiten leren van teksten. Antwoorden op vragen worden consequent in de bijbel gezocht. Een ingrijpende vernieuwing vanaf de 12 e eeuw is de ontwikkeling van meer rationeel-wetenschappelijke werkmethoden. Op basis van een theorie wordt gezocht naar een objectieve waarheid. Wanneer men bijvoorbeeld aan astronomie doet, worden berekeningen en waarnemingen geïntegreerd in een (nieuwe) waarheid. Een waarheid die waar is tot een tegendeel is bewezen. Franciscaner monniken doen met name onderzoek naar de natuur om zo Gods schepping beter te kunnen begrijpen. De basis voor natuuronderzoek komt uit Zuid-Europa en de Arabische wereld, waar al veel bekend is over bijvoorbeeld het heelal. Er is daar al kennis gebruikt uit vertalingen van Griekse boeken en beschrijvingen van Arabische experimenten in het Spaans of latijn. Er ontstaan universiteiten in Bologna, Parijs en Oxford. Studenten krijgen als leerstof de zeven vrije kunsten: grammatica, retorica, dialectica, aritmetica, geometria, astronomia en musica. Verdere studies zijn rechten, medicijnen en theologie. De meeste studenten volgen alleen de basisopleiding (artes liberales) omdat die voldoende is voor een goede functie. Verdere studie aan een faculteit is al mogelijk. Door de ontwikkeling van de natuurwetenschappen ontstaat in de 12 e eeuw, eerst bij wetenschappers, de idee dat God niet meer stuurt en rechtlijnig boven de schepping staat, maar toeziet. Hierdoor ontstaan nieuwe vragen: ‘welke invloed heeft God dan wel?’ en ‘toen God de wereld schiep stond het toen al vast hoe die zou worden of was het toeval?’ Over antwoorden op deze vragen zal men het nooit eens worden. Omdat deze wetenschapsbenadering aanvankelijk wordt gezien als nieuwe ketterijen, houden vooral plattelandskloosters zich afzijdig van de verdorven steden. In de steden leven bedelorden in armoede en zorgen daar voor de materiële en geestelijke ondersteuning van de armen.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy NDU3OTky